Herkennen van psychische problemen bij leerlingen

13 juni 2022

 Yvonne Visser is orthopedagoog-generalist en werkt samen met vo-scholen. Samen met Frederiek Westerveld verzorgt ze studiedagen over psychische problemen bij leerlingen. “Dit raakt je niet alleen als onderwijsprofessional maar ook als mens.”

 

Je werkt voor scholen. Wat heeft de coronatijd met de mentale gezondheid van jongeren gedaan?

“Het gemis aan structuur in de week, steeds wisselende regels van wat er wel en niet mag, eenzaamheid, een andere thuissituatie, onduidelijkheid hoelang dit ging duren; natuurlijk heeft dit allemaal impact gehad op de mentale gezondheid van leerlingen. Wat die precieze impact is, is heel wisselend. Ik ken een aantal gezinnen waar het een onrustige thuissituatie betrof en waar het huiselijk geweld toenam. Andere leerlingen kwamen nauwelijks meer tot leren als gevolg van het wegvallen van de structuur. Of ouders waren aan het werk in het buitenland en konden niet meer terugkeren naar Nederland, waardoor jongeren alleen thuis waren. Ook waren er juist leerlingen die opbloeiden met het thuisonderwijs. Vooral voor leerlingen met schoolangst of bijvoorbeeld leerlingen voor wie schoolgang veel energie vroeg was afstandsonderwijs een uitkomst."

Meer in het algemeen. Is er een toename bespeurbaar van mentale problemen bij leerlingen?

“Er lijkt inderdaad een toename te zijn van mentale problemen bij leerlingen. Precieze cijfers hiervan geven is lastig, omdat verschillende onderzoeken andere cijfers geven die enorm kunnen verschillen. Sommige onderzoeken geven aan dat bij 8% van de jeugd sprake is van mentale problematiek, anderen rapporteren dat 75% van de jongeren last heeft van burn-out klachten. De reden voor verschillen in onderzoek heeft te maken met hoe dingen worden gemeten en daardoor niet met elkaar kunnen worden vergeleken (andere meetinstrumenten, andere terminologie, uitkomsten worden anders gepresenteerd in ernst). De belangrijkste landelijke bron is het Centraal Bureau voor de Statistiek. Uit de Gezondheidsenquête van het CBS blijkt dat vorig jaar 18 procent van de 12- tot 25-jarigen psychisch ongezond was. In 2019 en 2020 was dit nog 11 procent. Vooral vrouwen en jongvolwassenen hadden in 2021 vaker te maken met psychische klachten dan daarvoor. Jongeren voelden zich onder andere vaker neerslachtig en somber." 

Er zijn signalen dat leerlingen steeds meer gebukt gaan onder stress. Hoe is dit te verklaren? 

“Vermoedelijk spelen prestatiedruk (verwachtingen vanuit omgeving en vanuit jezelf een rol). Ook een factor is het willen voldoen aan ‘het perfecte plaatje’ op social media.  Vergeet ook niet de toenemende geïndividualiseerde cultuur. Maar dit lijkt de stress van jongeren maar ten dele te verklaren. In juni 2020 is er nog een rapport verschenen waarin werd vastgesteld dat jongeren het vaakst stress ervaren door school (1 op de 4 jongeren) en niet door social media (2% van de ondervraagden). De ervaren schooldruk is voor jongeren de afgelopen jaren sterk toegenomen. Waarom dit zo is, is nog onderwerp van onderzoek. Naarmate deze druk groter wordt, ondervinden jongeren meer emotionele problemen en minder levenstevredenheid. Maar laten we alles in perspectief zien: Nederlandse jongeren zijn nog steeds gelukkig en blij met hun sociale relaties. Maar er zijn ook zorgelijke ontwikkelingen.”  

Wat is het effect van mentale problemen op schoolprestaties en het plezier in leren? 

 "Deze hangen natuurlijk in belangrijke mate met elkaar samen. Schoolprestaties zijn van vele factoren afhankelijk. Onderzoek laat zien dat Intelligentie hierin een belangrijke rol speelt als het gaat om voorspellen van schoolprestaties. Daarnaast spelen factoren als motivatie, doorzettingsvermogen, aandacht en sociaal-emotionele factoren een rol, naast het kunnen inzetten van studievaardigheden, leerstrategieën en executieve functies (zoals plannen, organiseren, inhibitie) om het eigen gedrag en leerproces te kunnen sturen en monitoren. Maar vergeet ook niet omgevingsfactoren zoals het opleidingsniveau van je ouders, in hoeverre je in een uitdagende leeromgeving terecht komt, gezondheid. Vooral je welzijn is een belangrijke voorspeller: als je niet lekker in je vel zit door wat voor reden dan ook, maakt dat de randvoorwaarden om te kunnen leren minder gunstig worden. Je komt dan als het ware in een vicieuze cirkel terecht waarin ook je motivatie voor school en leerplezier afneemt. Ontwikkelingsproblematiek (autisme, adhd, depressie) maakt dat de randvoorwaarden voor het leren vaak minder goed aanwezig zijn.”

Ander onderwerp: pesten. Tot welke mentale problemen kan pesten leiden bij kinderen en jongeren?

“De gevolgen van pesten worden vaak enorm onderschat. Op zowel de korte als lange termijn kan pesten zowel mentale, sociale als lichamelijke gevolgen hebben. Vaak zijn de mentale gevolgen wel bekend zoals je minderwaardig voelen, angstig en onzeker worden of somberheid. Ook de sociale gevolgen zijn vaak wel bekend bij leraren, zoals minder vrienden hebben, moeite met het aangaan van vriendschapsrelaties en angst voor groepen mensen. De fysieke gevolgen worden minder vaak herkend, zoals een slechte lichaamshouding, hoofdpijn, buikpijn, in zijn algemeenheid vaker ziek, slecht voor jezelf zorgen, minder eten of juist meer eten, jezelf pijn doen. Er zijn zelfs onderzoeken die hebben aangetoond dat pesten tot hersenafwijkingen kan leiden als gevolg van langdurige stress.”

Ligt er een relatie tussen (online) pesten en suïcidale gedachten?

“Kinderen en adolescenten die gepest worden, denken eerder aan zelfdoding en doen eerder een zelfmoordpoging dan leeftijdsgenoten die niet worden gepest. Dit blijkt uit een analyse van onderzoekers van de Universiteit Leiden. Uit de analyse blijkt ook dat de relatie tussen pesten en suïcidale gedachten sterker is als het gaat om cyberpesten en pesten via internet of de mobiele telefoon. Mogelijke verklaringen zijn dat slachtoffers die op internet worden gepest zich tegenover een groter publiek vernederd voelen of de pestervaring vaker kunnen herbeleven doordat materiaal op internet is opgeslagen.”

In je workshops ga je onder meer in op hoe je als docent signalen herkent bij leerlingen met een dip, depressie en suïcidaliteit? Waar zitten kort gezegd de verschillen?

“Iedereen heeft wel eens een rotdag. Zo'n dag dat je nergens zin in hebt en dat je eerder somber bent dan lacht. Een rotdag maakt niet dat je een depressie hebt. Maar duurt deze negatieve stemming een langere tijd en beleef je geen of verminderd plezier aan activiteiten die je eerder wel leuk vond, dan is dat van invloed op hoe je functioneert op verschillende gebieden (school, thuis, vrienden, eten, slapen). Dit kan dan leiden tot een depressie. Het verschil zit dus in duur, zijn doorwerking op meerdere levensgebieden en de zogenaamde lijdensdruk. Bijna 3% van de jongeren tussen de 13 en 18 jaar heeft een depressieve periode. Denken aan zelfmoord komt regelmatig voor bij mensen met een depressie, het is dan ook een van de symptomen. Niet iedereen met een depressie is suïcidaal, en vice versa. Maar de gevoelens van wanhoop, machteloosheid en uitzichtloosheid die vaak gepaard gaan met de depressie kunnen ertoe lijden dat zelfmoord een oplossing lijkt.”

Je hebt een eigen orthopedagogische praktijk en bent daarnaast actief op scholen in het VO. Wat voor inzichten levert die combinatie jou op?

“Ik vind de combinatie van jeugd-GGZ (eigen praktijk) en werken op de scholen een fantastisch mooie aanvulling. Ik weet hoe de problematieken waarmee kinderen en jongeren te maken kunnen krijgen behandeld kunnen worden, én ik weet wat dit over het algemeen betekent heel praktisch gezien op de scholen. Een leerling brengt het grootste gedeelte van zijn week door zowel thuis als op de school. Het zijn twee verbonden gebieden die niet los van elkaar staan en in mijn ogen met elkaar moeten samenwerken om een verandering te kunnen realiseren. Ik faciliteer op de scholen vooral het gesprek dat daar thuishoort: wat zijn mogelijkheden? Maar ook: wat kan niet meer binnen school? Waar liggen de grenzen? Op de scholen kan ik vanuit mijn kennis van de jeugd-GGZ ouders en leerling goed informeren wat er aan mogelijkheden zijn in behandeling, en waarin dit verschilt van hetgeen de school kan bieden. Het is logisch dat een stap naar de jeugd-GGZ voor verschillende ouders en leerlingen een grote is, en dan is het fijn dat ik vanuit ook mijn andere rol hierover goed kan informeren.”

“Ik werk op de scholen samen met vrijwel alle disciplines. Vooral kom ik contact met collega’s die direct-leerlingcontact hebben. Naast docenten, mentoren, afdelingsleiders, ondersteuningscoördinatoren, zijn dit ook conciërges. Vragen hebben vrijwel altijd betrekking op: wat kan ík doen? Hoe kan ik deze leerling het beste benaderen? Wat doe ik bij grensoverschrijdend gedrag? Hoe kan ik de motivatie aanwakkeren? Op internet zijn verschillende handelingswijzers te vinden die een richtlijn geven wat je zou kunnen doen bij verschillende problematiek, of soms is er ook een psychologisch onderzoek die richtlijnen voor handelen geeft.”

Zijn die bruikbaar in de praktijk?

“Vaak merk ik dat dit te weinig concreet is, of niet praktisch haalbaar in een schoolsetting. Of het zijn te veel adviezen en welke kies je dan? Specifiek voor depressie en suïcidaliteit is dat dit onderwerp je niet alleen als professional maar ook als mens raakt. Het emotioneert en brengt je ook nog vaak voor lastige dilemma’s omdat jongeren vaak erbij vertellen dat ze niet willen dat je dit aan zijn/haar ouders vertelt. En wat dan? Door onze workshop van 21 januari zal een dergelijk gesprek je als mens niet minder raken, dat blijft. Maar het geeft wel duidelijkheid wat je wel en niet moet doen, of waar keuzevrijheid in is. En dat geeft grip in zo’n heftige situatie.”

 

Workshop over dip, depressie en suïcidaliteit bij leerlingen