Wanneer professionalisering werkt, deugt en deugd doet

Onderwijs is een morele opdracht. Onderwijsorganisaties vormen een speelveld waarop individuele onderwijsprofessionals en onderwijsteams dagelijks vele morele oordelen vormen, besluiten nemen en daarnaar handelen. Dat geldt ook voor professionaliseringsvraagstukken.

Kanttekening bij de vraag naar wat werkt

Wordt de vraag gesteld naar wat in professionalisering werkt, dan ben ik op mijn qui vive. Want wat vanuit een strategisch of wetenschappelijk perspectief werkt is nog niet altijd goed. Cru gesteld: Vraag dat maar aan de inwoners van Hiroshima. Verder wil ik bijvoorbeeld leraren liever niet beschouwen als objecten waarbij iets bewerkstelligd moet worden. Vanuit een (sociaal) pedagogisch perspectief gaat het bij professionalisering niet alleen om de vraag naar wat werkzame principes zijn, maar ook om wat goed is in de relatie die we in professionaliseringspraktijken met elkaar hebben. Het gaat dan om het persoonlijk en relationeel handelen van zowel leidinggevenden, collega’s en opleiders, als dat van de professionaliserende leraar zelf. Meer nog dan de vraag naar wat werkt is de vraag aan de orde: wie willen wij zijn?

In de frontlijn van het onderwijs oordelen over wat goed is

Het speelveld waarop leraren handelen wordt grofweg bepaald door vier coördinaten. Op de eerste plaats zijn dat de leerlingen, hun ouders, de samenleving en andere belanghebbenden. Dan zijn er de bestuurders, de stafmensen en de schoolleiders die de opdracht hebben goed onderwijs te organiseren en daartoe ook te zorgen voor professionalisering. En er zijn ook de wetenschap en de beroepsopleidingen, met hun beroepsstandaarden. ‘Last but not least’ is er de leraar zelf, waarvan wordt gezegd dat die de enige echte beleidsmaker in het onderwijs is.

Van de onderwijsprofessionals wordt gevraagd dat ze in dit krachtenveld professionele oordelen vormen, besluiten nemen en handelen. Dat wil best wel eens schuren. Belanghebbenden, de organisatie, de wetenschap en de leraar zelf, allemaal hebben ze ideeën over wat goed is. In de praktijk zien we vaak dat één van deze partijen het oordeel probeert te domineren. Als het om professionaliseringsactiviteiten gaat dan stel ik voor dat alle belangen en belanghebbenden betrokken worden bij het oordeel over wat goed is.

Normatieve professionalisering

Het in de frontlijn van het onderwijs continue oordelen over wat goed is en daarnaar te (leren) handelen vraagt op zichzelf ook weer om het vermogen om dat te kunnen doen. Tegenwoordig noemen we dat normatieve professionalisering. Een voortdurend proces van wikken en wegen. Waarbij enerzijds verschillende principes worden meegenomen. Die komen dan vanaf wat ook wel het morele hoogland wordt genoemd. Uiteindelijk moeten er op de moerasgrond in de frontlijn van het onderwijs beslissingen genomen worden en worden gehandeld. Dit pendelen tussen het morele hoogland en het morele moeras vraagt om een vermogen om te reflecteren, te delibereren en uiteindelijk elkaar ook aan te spreken.

Reacties (0)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *